als de regen komt

 

Ulrich, een tachtig jarige Duitse man, ziet in een aubergine een Tweede Wereldoorlog bom. Bram onderdrukt al jarenlang zijn gevoelens na het plotse vertrek van zijn bipolaire vrouw. Sam hoopt op een glanzende spirituele zoektocht naar zichzelf in Sedona, het Amerikaanse Walhalla voor meerwaardezoekers. Gijs, een succesvolle Amsterdamse acteur, twijfelt voor het eerst aan het eerlijkheidsgehalte van zijn beroep wanneer een performance kunstenaar zijn acteerstijl bekritiseert. Marianne wordt in het Zuid-Afrikaanse ziekenhuis waar ze werkt, geconfronteerd met de man die een paar dagen daarvoor in haar huis ingebroken heeft. Mabena, een schoolhoofd uit Lesotho, ziet de Zuid Afrikaanse muzikant Quinn en zijn Brusselse vriendin als haar ‘engelen’. Hendrik, een jonge, conservatieve boer, wordt tot wanhoop gedreven door de extreme droogte op het Zuid Afrikaanse platteland.

Zeven korte verhalen waarin deze hoofdpersonages geconfronteerd worden met iemand die hun levensvisie in vraag stelt. De veranderingen die deze confrontaties met zich meebrengen, zijn geen grote kenteringen. Het zijn eerder kleine momenten die zonder deze verhalen onopgemerkt voorbij zouden gaan.

 



Joke Debaere is een Vlaamse schrijfster en actrice. Sinds 2012 tourt ze samen met haar Zuid Afrikaanse partner Francois le Roux (cellist/pianist) door Europa, Noord Amerika en Zuid Afrika. Wanneer ze niet reizen, wonen ze met hun dochtertje Mira op het Zuid Afrikaanse platteland. Joke publiceerde eerder vier dichtbundels en één reisverhaal in eigen beheer. Haar eerste kortverhaal “een kathedraal van waarheid” verscheen in 2006 in het literaire magazine “Deus ex machina” .


 

 





BESTELLING

Omdat we in zeer uitdagende economische tijden leven, wil ik lezers de kans geven tot zekere mate zelf de prijs van deze verhalen te betalen.

Mijn suggestie is 12.50 euro ($15 via PayPal) voor de e-book versie (pdf).

Wil je betalen via overschrijving en eventueel meer of minder geven, maak dan gebruik van één van de onderstaande links.

Europa / UK
Zuid-Afrika
Noord Amerika




UITGEBREIDE KORTE INHOUD




Zijn manier van verdwijnen.
Ulrich, een tachtig jarige Duitse man, ziet in een aubergine een Tweede Wereldoorlog bom. Zijn telefoontje naar de ontmijningsdienst haalt de internationale pers. Hij moet op het einde van zijn leven leren omgaan met de schaamte die dit in hem oproept. Gelukkig is er Anita, de Poolse poetsvrouw, die op onverwachte seksuele manier troost biedt.

Huil, sweetie, huil. Bram onderdrukt al jarenlang zijn verdriet na het afscheid van zijn bipolaire vrouw Ellen. Hun zoontje Jules was amper twee weken oud was. Zijn gender fluïde vriend Maxim(e) triggert in al zijn flamboyance de dingen die hij nooit onder ogen heeft gezien. Ook Jules laat voor het eerst, op geheel eigen kinderlijke maar gepassioneerde wijze, zijn woede zien.

Winnie de Pooh. Sam hoopt op een glanzende spirituele zoektocht naar zichzelf in het Amerikaanse Walhalla voor meerwaardezoekers: Sedona. Nimfachtige bewegingen, verkleed als Winnie de Pooh, op een Halloween feestje in zijn chakra cleansing centrum, zijn daar een onderdeel van. Een jonge journaliste maakt hem belachelijk in één van haar reisverhalen. Dit dwingt Sam de lege pagina’s in zijn spiritueel dagboek eindelijk vol te schrijven.

Eerlijkheid loont. Gijs, een succesvolle Amsterdamse acteur twijfelt voor het eerst aan het eerlijkheidsgehalte van zijn beroep wanneer Joep, een performance kunstenaar, zijn acteerstijl flink bekritiseert in een roemrijke monoloog. Waarom verbergt Gijs zijn persoonlijk leven steeds achter zijn klassieke acteerstijl? Hij zoekt het antwoord in een midlife crisis achtige zwerftochten door de stad en een filmproject met een jonge studente. Ondertussen, in hun hippe design appartement, gaat zijn vriendin door een rollercoaster aan emoties wanneer een zoveelste IVF poging opnieuw niet vruchtbaar blijkt.

Zwijgplicht. Marianne wordt in het Zuid Afrikaanse ziekenhuis waar ze werkt, geconfronteerd met de man die een paar dagen daarvoor in haar huis ingebroken heeft. Zal ze zijn gapende wonde verzorgen en is ze haar bijhorende zwijgplicht trouw? Een fontein aan opgekropte frustraties breekt in haar open. Winnen de frustraties, of neemt haar trots de overhand?

Mijn engelen. Mabena, een schoolhoofd uit Lesotho, ziet de Zuid Afrikaanse muzikant Quinn en zijn nieuw Brusselse vriendin Suzanne als ‘engelen’. Ondanks haar hoge koorts en felle kritiek van een collega, ontvangt ze hen zo royaal mogelijk. Op de achtergrond vechten Quinn en Suzanne hun schuldgevoelens, of hun gebrek daaraan, over hun rijke, bevoorrechte positie in dit arme land, met elkaar uit.

Als de regen komt. Hendrik, een jonge, conservatieve boer, wordt tot wanhoop gedreven door de extreme droogte op het Zuid Afrikaanse platteland. Tim, een liberale fotograaf uit Kaapstad, legt niet alleen bij hem maar ook bij zijn racistische vader en neurotische moeder oude wondes bloot.  In het bijzijn van Tim durft Hendrik voor het eerst het bestaan en de rechtvaardigheid van de protestantse God waar heel zijn omgeving zo rotsvast in gelooft, te bevragen. Wordt dit een bevrijding of zijn ondergang?

 


3 FRAGMENTEN (steeds het begin)


 

EEN MIDDELMATIGE MAN

Ze kwamen met z’n zessen, op een druilerige herfstdag, amper tien minuten na zijn paniekerige oproep.

“Duitse efficiëntie” zei Anita, de Poolse poetsvrouw, toen ze de mannen in werkpak het terrein zag oplopen. 

De mannen van de ontmijningsdienst vroegen hen op een grote afstand te blijven. Zo schreef het protocol het voor.

Vanaf de veranda probeerden Ulrich en Anita te achterhalen wat de drukke bewegingen in de verte betekenden. Een dik kwartier later kwam een opvallend kleine man met lichte pas naar hen toe. Het leek een eeuwigheid te duren voor hij het grote terrein overgestoken had. Er stonden oude tractors. Er waren boomhutten voor de kleinkinderen, die intussen te groot waren om daar nog van te genieten. Ulrich had het terrein geërfd van zijn vader, die intussen 110 zou geworden zijn. Ulrich had zijn hele leven hier in Oost-Duitsland doorgebracht.

“Mooi terrein, meneer.” zei de man.

Ulrich begreep niet waarom hij niet onmiddellijk over de bom begon.

“De bom?” vroeg hij ongeduldig. “Vertel.”

De kleine man antwoordde op een toon die Ulrich deed denken aan de manier waarop de dokters het geslacht van zijn drie kinderen hadden meegedeeld.

 “Het is een aubergine, meneer.”

De man van de ontmijningsdienst deed zijn uiterste best zijn lach te verbergen. Zijn onderlip trilde haast van de inspanning. 

“Ik begrijp het niet. Een aubergine?”

“Een hele grote aubergine. Geen bom.”

Niet lang daarna namen de zes mannen afscheid. Allemaal opnieuw uiterst beleefd. Alsof Ulrich door zijn stommiteit plots een hogere status gekregen had. Anita bood de mannen nog een laatste kopje koffie aan, maar ze weigerden vriendelijk.

“Er staat nog wat werk op ons te wachten.” zei het kleine mannetje.

Ulrich kon het niet laten zich af te vragen of hij daarmee bedoelde: “Het echte werk, u weet wel.”

Anita keek hoe ze uit zicht verdwenen en vulde daarna haar emmers met lauw water.

“Tijd om de ramen te wassen, voor het winter wordt.”

Ulrich trok zich in de keuken terug en wist wat hem als eerste te doen stond: zijn drie kinderen bellen. Na de oproep naar de ontmijningsdienst, had hij hen allemaal op de hoogte gebracht van de mogelijk dreiging. Zijn kinderen reageerden allemaal precies hetzelfde wanneer ze de telefoon opnamen.

“Alles oké, papa?”

Waarna hij niet anders kon dan recht naar de kern van de vernedering te gaan.

“Vals alarm. Het was geen bom maar een aubergine.”

“Een aubergine?”

Allemaal herhaalden ze dat laatste woord, alsof ze plots leden aan een acute gehoorstoornis.

 “Ja, een aubergine. Natuurlijk leek het wel echt op een bom.”

In plaats van in lachen uit te barsten, wat in zijn ogen een meer natuurlijke en zelfs meer respectvolle reactie was geweest, stelden ze hem gerust. Het was werkelijk alsof zijn drie kinderen met elkaar afgesproken hadden hoe ze op het gênante nieuws zouden reageren.

“Toch een geluk dat het goed is afgelopen.” zei de één. “Eind goed al goed.” klonk het bij de ander. “Ik mag er niet aan denken dat er een bom zou afgegaan zijn in de tuin.” Dat was de meer vrouwelijke poging van zijn enige dochter om hem te troosten.

Ulrich deed bij elk telefoontje alsof er iets op het vuur aan het aanbranden was en hij zo snel mogelijk de telefoon neer moest leggen. Anita volgde de gesprekken terwijl ze de keuken in en uit ging. Wanneer Ulrich haar twee uur eerder dan gebruikelijk naar huis stuurde, opnieuw met een laf excuus, had ze zin om haar hand op zijn schouder te leggen en hem te zeggen: “Het komt wel goed.” Maar dat leek haar ongepast. Bovendien, besefte ze, wist ze niet eens precies wat er volgens haar goed zou komen. Ulrichs grote gestalte, 81 jaar oud, boven zijn oude mok koffie aan het hoofd van de eikenhouten keukentafel, met de talrijke jachttaferelen op de achtergrond, had haar gewoon ontroerd.

“Volgende week breng ik bananentaart mee.”

“Lekker. Dank je.” antwoordde Ulrich zonder op te kijken. 

Een hele week lang kreeg hij journalisten over de vloer. Ze waren hongerig als hyena’s op zoek naar foto’s, citaten, sappige details. Ulrich weigerde uitgebreid te antwoorden op hun talrijke vragen. De veertig centimeter grote aubergine lag nog steeds precies waar hij ze gevonden had. Bij gebrek aan beter gingen de journalisten dan maar steeds zonder Ulrich naar dat onhebbelijk stuk groente. De meesten kwamen snel terug met een eerste foto van het onding en wilden van hem de ultieme bevestiging krijgen: “Is dit de bewuste aubergine, Meneer?” Hoe ernstiger ze het hem vroegen, hoe kleiner hij zich voelde. Het respect waarmee ze een man van zijn leeftijd aanspraken, stond haaks op de geamuseerdheid die in hun ogen stond te lezen. De meesten vroegen daarna nogmaals of hij écht niet op de foto wou. Ulrich weigerde steevast.

Op woensdag bood Anita de journalisten die rond twee uur ’s middags het erf opkwamen een stukje van haar bananentaart aan. De verslagen uitdrukking op Ulrichs gezicht deed haar beseffen dat ze dit beter niet gedaan had. Ze verontschuldigde zich toen de twee verslaggevers, vrouwen deze keer, gulzig etend de achtertuin in liepen.

“Geeft niet.” zei Ulrich.

Hij meende het. Anita’s handelingen straalden tot in het kleinste detail zoveel voorzichtigheid uit, dat het nooit in hem opkwam zijn gebruikelijk cynisme op haar bot te vieren.

Het voorval verdween langzaam op de achtergrond. Alleen zijn schoonzoon, een opdringerige schooldirecteur, stuurde hem af en toe vanaf zijn kantoor een link door. “Tot in Australië!” schreef hij dan als titel van de mail. Of: “Deze keer in de Amerikaanse kranten!”

“Alsof het om een wedstrijdje gaat: om ter meest landen bereiken met dit gênante nieuws.” dacht Ulrich bitter. Had die man werkelijk niets beter te doen?

Anita zag hoe Ulrichs bewegingen trager werden. Alsof iets diep en onbenoembaar in hem de  moed opgaf. Hij ging nog zelden naar buiten. Eén keer per week kwam Rudolf langs, zijn boezemvriend. Dan vervielen ze in verhitte discussies over hedendaagse politiek, waarin Ulrich tot zijn vreugde nog steeds de intellectuele overhand hield. Het waren de enige avonden waarop hij het vuur opnieuw in zijn lichaam voelde branden. Gesterkt door de talrijke glazen brandewijn die ze op die kameraadschappelijke avonden dronken.


 

BETER VOOR DE WEERSTAND

“Neen. Ik ben heel hetero.” zei Sam zo stellig mogelijk.

Galaxy, die naakt naast hem lag in het king size bed, keek verbaasd op.

“Ben je het zeker, Sam? Ook niet een heel klein beetje biseksueel?”

Ze probeerde haar woorden plagerig te laten klinken, maar slaagde daar bijzonder slecht in. Daar had ze trouwens te weinig gevoel voor humor voor. Sam hoopte de verontwaardiging die haar vraag in hem opriep, te kunnen verbergen.

“Maar je gladgeschoren benen? Dat ziet er zo vrouwelijk uit.”

Ze sprak alles uit op een hoge toon. Het was de stem van iemand die in haar leven nooit zwaar werk had moeten doen. Galaxy had altijd kunnen rekenen op de riante aandelen van haar vaders bedrijf. Ze had wat promo klusjes gedaan voor online cosmetica bedrijven, niets ernstigs, tot ze op haar tweeënveertigste ‘het licht zag’. Ze veranderde haar naam, toen nog gewoon Samantha, in Galaxy en verhuisde voorgoed naar dit spirituele Walhalla in het hart van Arizona: Sedona. Galaxy had door haar extravagante flair en het gemak waarmee ze over haar spirituele inzichten sprak, al snel een grote status verworven in het stadje. Ze weigerde zelf cursussen te geven. Ze had er een handvol spiritueel klinkende redenen voor. “Het staat te ver van mijn diepste kern.” Of: “De positie van leraar weerhoudt mij van mijn noodzakelijke leerprocessen.” Maar eigenlijk was ze daar domweg te lui voor.

“Ach toe, vertel me, Sam.” zei ze flirterig terwijl ze met haar rood gelakte nagel over zijn gladde onderbeen wreef.

Hij zuchtte.

“Twintig jaar geleden ben ik beginnen wielrennen. Eerst was het gewoon een hobby, niets ernstig. Daarna werd ik steeds fanatieker. We hadden een klein clubje waarmee we prachtige routes uitstippelden. Langs de exclusieve wijngaarden in Californië, je weet wel.”

Galaxy knikte instemmend. Sam kon echter aan haar ogen zien dat ze nog steeds wachtte op een addertje onder het gras.

“Toen ben ik, zijn wij, moet ik zeggen, alle mannen van ons clubje, onze benen beginnen scheren, zoals profs dat doen. Om tijd te winnen. Ik fiets nu nog zelden, maar tja. Het scheren. Het hoort er intussen gewoon bij.”

Galaxy lachte luid. Haar lach klonk mannelijk. Het leek zo haaks te staan op haar uiterst vrouwelijke vormen.

“Tijd te winnen?” herhaalde ze met een blik in haar ogen die hem intimideerde. “Wat heeft dat met lichaamshaar te maken?”

“Minder schuring met de wind.” zei Sam zacht.

Hij verzweeg wijselijk hoe hij er elke ochtend van genoot zijn benen na  het scheren in te smeren met luxueuze crèmepjes en hoe dat intussen de voornaamste reden van zijn enigszins vreemde gewoonte was.

Galaxy ging rechtop zitten. Wat had ze een goed getraind lichaam. Zoals je ze in Californië ook zo dikwijls vond. Pezige benen, strak van de spieren. Een buik waar niemand uit zou afleiden dat ze drie kinderen gebaard had. Geblondeerde haren. Tot slot natuurlijk de niets verhullende lycra sportbroek, die ze haastig meenam naar de badkamer.

“Ben zo terug!”

“Neem gerust je tijd.”

Tijdens de eerste maanden na zijn aankomst hier, had hij het niet gedurfd, zo snel met vrouwen naar bed gaan. Dat leek hem volledig in te druisen tegen de diepgaande spirituele zoektocht die hij hier wou beginnen. Het had hem een paar dure sessies bij zijn vrouwelijke privé coach gekost om ervan overtuigd te raken ‘dat ook fysische aanrakingen deel zijn van de mogelijke poorten naar spirituele inzichten’. Zo had zijn coach het letterlijk gezegd. Dat ze het op dat moment uitsprak met een sterk verlangen dat zij zelf zijn eerste bedpartner in Sedona zou worden, hield ze zo goed als mogelijk voor hem verborgen. Ze hadden tenslotte een professionele relatie.

Sam tuurde naar de rode bergen in de verte. Een ongekende luxe om dat vanuit zijn slaapkamer, zijn eetkamer en privé fitnessruimte te kunnen zien. Zomaar. Elke dag. Natuurlijk moest hij er een maandelijkse riante prijs voor op tafel leggen. De hoge hypotheek die hij moest aflossen was slechts voor een toplaagje van de Amerikaanse maatschappij haalbaar. Maar eens dat geld op tafel lag, hoefde hij niets anders te doen dan zichzelf in één van de eerder genoemde ruimtes te plaatsen om deze natuurschoonheid, zo typisch  voor Sedona, over hem heen te laten komen.

Een vreemd gevoel maakte zich deze ochtend van hem meester. Hij wist niet waarom, maar hij wou vandaag meer dan ooit dat hij op één van die bergtoppen was.

Galaxy bleef opvallend lang onder de douche staan. Ze douchte meermaals per dag. Ze vond niets zo vreselijk als haar eigen lichaam of dat van een ander ruiken.

“Weet je, Sam.” zei ze, toen ze een half uur later met een witte handdoek rond haar natte haren de badkamer uitkwam “Wat Tolle zegt in zijn laatste boek is zo waar! De dingen die je in het leven naar je toe trekt zijn zo afhankelijk van de golflengte waarop je vibreert!”

Haar stem klonk hoger dan ooit.

“Ik visualiseerde gisteren een klein stukje rode zeep. Gewoon. Omdat ik het beu was me op de grote dingen te concentreren. Je weet wel, liefde enzo. Kijk eens wat jij in je douche liggen hebt! De wet van de aantrekkingskracht! Een zoveelste bewijs!”

Ze toonde hem trots het stukje rode zeep dat zijn vorige bedpartner hier achteloos achtergelaten had.

Het kwetste Sam dat ze niets over hun prille relatie had gevisualiseerd. Hij gaf het niet graag toe, maar hij herkende steeds vaker zijn moeder in de vrouwen die hij in zijn slaapkamer toeliet.


 

MIJN ENGELEN

Mabena liep hijgend de heuvel op. Ze had gloeiende koorts, maar dacht er geen seconde aan vandaag thuis te blijven. Ze keek al maanden naar Quinns optreden uit.

Mabena woonde in één van de kleine huisjes op het schoolterrein en prees zichzelf gelukkig dat ze elke dag kon gaan slapen onder een bakstenen dak. Niet onder klei of zinkplaten, zoals het merendeel van haar familie die hier zes uur vandaan woonden dat moesten doen. Ze had er niet voor gekozen zo ver weg van hen te zijn. In dit land was het een voorrecht om het even welke job te vinden. Het offer in ruil daarvoor je familie soms maandenlang niet te zien, werd maar al te vaak gemaakt.

Ze bereikte na een moeizame wandeling het oude schoolgebouw en liet zich voor de leraarskamer op één van de kapotte plastic stoelen vallen. Atile, een jonge, ambitieuze leerkracht die al vijf jaar lang Mabena’s directie post probeerde te veroveren, ging naast haar zitten. Atile schudde misprijzend haar hoofd.

“Je gasten zijn er nog niet. Weet je zeker dat ze vandaag komen?”

Mabena nam de plastic beker lauw kraantjeswater van haar aan, dronk er langzaam enkele slokken van en knikte.

“Ze komen.”

Ze zei het stellig. Alsof ze met een goddelijke radar met hen in verbinding stond.

Quinn kwam voor het derde jaar op rij een gratis optreden geven. Hij woonde in Johannesburg. De stad die in Mabena’s ogen met een gouden glans omringd was. In Johannesburg was er volgens haar drie nichtjes werk, geld, hoge appartementsgebouwen en supermarkten op elke hoek. Ze zeiden Mabena niets over de geur van rotte pis op bijna elke straathoek, het geluid van geweerschoten ’s nachts, noch vermeldden ze ooit de tergende onzekerheid of ze ooit hun werkvergunning zouden krijgen.

Op een dag zou Mabena dit alles achter zich laten. Ze zou Quinn gaan bezoeken en alle rijkdom bekijken met haar eigen ogen. Als ze geluk had zou ze met hem mee kunnen rijden. Ze wachtte alleen nog op het juiste moment om het hem te vragen.

Atile zuchtte theatraal. 

“Tsa, tsa, tsa. Je blanke man laat wel erg lang op zich wachten.”

Mabena tuurde naar de stralend blauwe lucht. Ze zocht naar een gevatte opmerking, maar die verdomd bonzende hoofdpijn maakte haar gedachten traag. Na het optreden van vorige winter had ze Quinn innig omhelsd, dat herinnerde ze zich plots goed. Ze had hem maïspap en Engelse thee gegeven. Hij had beloofd elk jaar opnieuw te komen. Gratis. Ze had hem geloofd met een goedhartigheid die door een aantal van haar collega’s als naïviteit werd bestempeld.

 “Ik heb het je toch gezegd.” zei Atile terwijl ze een handspiegeltje uit haar handtas nam en haar lippen schminkte. “Ze komen en ze gaan. Wat selfies nemen. Wat gemakkelijke beats spelen. Zolang ze zich er zelf  maar goed bij voelen. Je denkt toch niet dat die blanke man ons echt wil helpen? Als ik het hier voor het zeggen had, dan werden we niet langer misbruikt.”

Ze wierp een blik op Mabena, die intussen met haar hoofd in haar handen voorovergebogen zat.

“Alles ok?”

Mabena knikte zonder op te kijken.

“Kan ik iets voor je doen?”

“Neen. Alsjeblieft niet.”

Het laatste wat ze nu nodig had, was de gespeelde sympathie van haar rivale.

Atile liep op haar zwarte naaldhakken naar de leraarskamer, waar ze een kop thee ging drinken met de praatgrage secretaresse.

Mabena kreunde. Het was ongemakkelijk warm in de felle zon, maar ze was te zwak om zich te verplaatsen. Ze voelde hoe het koortszweet langs haar volle wangen naar beneden liep. Het droop op haar bruine rok neer en liet daar donkere kringen achter. Ze riep Bonolo, één van de drie jonge tuinmannen die voor een hongerloon het grote schoolterrein onderhield. Hij zette zijn rode muts recht en liep met kordate pas naar haar toe. Mabena reikte hem haar lege beker aan en vroeg hem het nog eens bij te vullen. Voor hij zich omdraaide, nam ze zijn hand vast. Bonolo voelde hoe klam haar huid was.

“Je bent de kip toch niet vergeten?”

Hij was die ochtend op haar verzoek naar de KFC in de dichtstbijzijnde stad gereden. Mabena wou Quinn vandaag meer geven dan de koude maïspap van vorig jaar. Om collega’s als Atile, die altijd klaar stonden om haar te bekritiseren, niet voor de borst te stoten, had ze de drie gefrituurde kippenbouten en twee porties frieten uit haar eigen zak betaald. Ook de benzine die Bonolo in de verroeste wagen moest doen, had ze voor haar rekening genomen.

“Ik ben de zak in de auto vergeten.” zei Bonolo. “Het spijt me.”

Hij haastte zich naar de auto die naast het maïsveld stond. Mabena keek hem vertederd na. Bonolo was haar absolute lieveling. Hij was niet lang genoeg naar school gegaan om enige andere beter betaalde job te doen, maar Mabena geloofde rotsvast in zijn capaciteiten. Ze bood hem om de zoveel weken haar diensten als privé leerkracht aan. Bonolo weigerde altijd. Studeren leek hem nochtans zo romantisch. Maar het voelde gewoon verkeerd, gevaarlijk zelfs, om een beter leven te hebben dan dat van zijn ouders. Verder studeren, dat was iets voor mensen met geld, mensen met corrupte connecties. Dat had zijn strenge vader hem altijd verteld.

Mabena voelde zich duizelig en klemde haar beide handen om de armleuning van de gifgroene plastic stoel. Ze sloot haar ogen in een poging haar krachten te verzamelen. Quinns gezicht verscheen in haar gedachten. Ze wist niet of het de koorts was, of de onzekerheid of hij vandaag wel nog zou komen, maar het beeld werd al gauw pikzwart. Ze haalde diep adem. Had Atile dan toch gelijk? Kwam hij alleen naar deze afgelegen school om zijn geweten te sussen? Ze nam haar oude Nokia telefoon uit het zelfgebreide hoesje dat om haar nek hing. Ze keek naar het scherm en aarzelde. Telefoneren tijdens piekuren was een luxe die ze zich alleen in echte noodgevallen veroorloofde. Ze zocht zijn naam. Haar ademhaling klonk zwaar. Ze wou Bonolo om nog een glas water vragen, maar zag hem nergens. Ze besloot het telefoontje uit te stellen tot ze op adem was gekomen.

***