als de regen komt
Ulrich, een tachtig jarige Duitse man, ziet in
een aubergine een Tweede Wereldoorlog bom. Bram
onderdrukt al jarenlang zijn gevoelens na het plotse vertrek van zijn bipolaire
vrouw. Sam hoopt op een glanzende
spirituele zoektocht naar zichzelf in Sedona, het Amerikaanse Walhalla voor
meerwaardezoekers. Gijs, een
succesvolle Amsterdamse acteur, twijfelt voor het eerst aan het
eerlijkheidsgehalte van zijn beroep wanneer een performance kunstenaar zijn
acteerstijl bekritiseert. Marianne
wordt in het Zuid-Afrikaanse ziekenhuis waar ze werkt, geconfronteerd met de
man die een paar dagen daarvoor in haar huis ingebroken heeft. Mabena, een schoolhoofd uit Lesotho,
ziet de Zuid Afrikaanse muzikant Quinn en zijn Brusselse vriendin als haar
‘engelen’. Hendrik, een jonge,
conservatieve boer, wordt tot wanhoop gedreven door de extreme droogte op het
Zuid Afrikaanse platteland.
Zeven korte verhalen waarin deze
hoofdpersonages geconfronteerd worden met iemand die hun levensvisie in vraag
stelt. De veranderingen die deze confrontaties met zich
meebrengen, zijn geen grote kenteringen. Het zijn eerder kleine momenten die
zonder deze verhalen onopgemerkt voorbij zouden gaan.
Joke
Debaere is
een Vlaamse schrijfster en actrice. Sinds 2012 tourt ze samen met haar Zuid
Afrikaanse partner Francois le Roux (cellist/pianist) door Europa, Noord Amerika
en Zuid Afrika. Wanneer ze niet reizen, wonen ze met hun dochtertje Mira op
het Zuid Afrikaanse platteland. Joke publiceerde eerder vier dichtbundels
en één reisverhaal in eigen beheer. Haar eerste kortverhaal “een kathedraal
van waarheid” verscheen in 2006 in het literaire magazine “Deus ex machina”
.
BESTELLING
Omdat we in zeer uitdagende economische tijden leven, wil ik lezers de kans
geven tot zekere mate zelf de prijs van deze verhalen te betalen.
Mijn suggestie is 12.50 euro ($15 via PayPal) voor de e-book versie (pdf).
Wil je betalen via overschrijving en eventueel meer of minder geven, maak
dan gebruik van één van de onderstaande links.
Europa / UK
Zuid-Afrika
Noord Amerika
UITGEBREIDE
KORTE INHOUD
Zijn manier van verdwijnen. Ulrich, een tachtig jarige Duitse man, ziet in een aubergine
een Tweede Wereldoorlog bom. Zijn telefoontje naar de ontmijningsdienst haalt
de internationale pers. Hij moet op het einde van zijn leven leren omgaan
met de schaamte die dit in hem oproept. Gelukkig is er Anita, de Poolse poetsvrouw,
die op onverwachte seksuele manier troost biedt.
Huil,
sweetie, huil. Bram onderdrukt al jarenlang zijn verdriet na het
afscheid van zijn bipolaire vrouw Ellen. Hun zoontje Jules was amper twee weken
oud was. Zijn gender fluïde vriend Maxim(e) triggert in al zijn flamboyance de
dingen die hij nooit onder ogen heeft gezien. Ook Jules laat voor het eerst, op
geheel eigen kinderlijke maar gepassioneerde wijze, zijn woede zien.
Winnie
de Pooh. Sam hoopt op een glanzende spirituele zoektocht naar
zichzelf in het Amerikaanse Walhalla voor meerwaardezoekers: Sedona.
Nimfachtige bewegingen, verkleed als Winnie de Pooh, op een Halloween feestje
in zijn chakra cleansing centrum, zijn daar een onderdeel van. Een jonge
journaliste maakt hem belachelijk in één van haar reisverhalen. Dit dwingt Sam
de lege pagina’s in zijn spiritueel dagboek eindelijk vol te schrijven.
Eerlijkheid
loont. Gijs, een succesvolle Amsterdamse acteur twijfelt
voor het eerst aan het eerlijkheidsgehalte van zijn beroep wanneer Joep, een
performance kunstenaar, zijn acteerstijl flink bekritiseert in een roemrijke
monoloog. Waarom verbergt Gijs zijn persoonlijk leven steeds achter zijn
klassieke acteerstijl? Hij zoekt het antwoord in een midlife crisis achtige
zwerftochten door de stad en een filmproject met een jonge studente.
Ondertussen, in hun hippe design appartement, gaat zijn vriendin door een
rollercoaster aan emoties wanneer een zoveelste IVF poging opnieuw niet
vruchtbaar blijkt.
Zwijgplicht.
Marianne wordt in het Zuid Afrikaanse ziekenhuis waar ze werkt, geconfronteerd
met de man die een paar dagen daarvoor in haar huis ingebroken heeft. Zal ze
zijn gapende wonde verzorgen en is ze haar bijhorende zwijgplicht trouw? Een
fontein aan opgekropte frustraties breekt in haar open. Winnen de frustraties,
of neemt haar trots de overhand?
Mijn
engelen. Mabena, een schoolhoofd uit Lesotho, ziet de Zuid
Afrikaanse muzikant Quinn en zijn nieuw Brusselse vriendin Suzanne als
‘engelen’. Ondanks haar hoge koorts en felle kritiek van een collega, ontvangt
ze hen zo royaal mogelijk. Op de achtergrond vechten Quinn en Suzanne hun
schuldgevoelens, of hun gebrek daaraan, over hun rijke, bevoorrechte positie in
dit arme land, met elkaar uit.
Als
de regen komt. Hendrik, een jonge, conservatieve boer, wordt tot wanhoop
gedreven door de extreme droogte op het Zuid Afrikaanse platteland. Tim, een
liberale fotograaf uit Kaapstad, legt niet alleen bij hem maar ook bij zijn
racistische vader en neurotische moeder oude wondes bloot. In het bijzijn
van Tim durft Hendrik voor het eerst het bestaan en de rechtvaardigheid van
de protestantse God waar heel zijn omgeving zo rotsvast in gelooft, te bevragen.
Wordt dit een bevrijding of zijn ondergang?
3 FRAGMENTEN (steeds het begin)
EEN MIDDELMATIGE MAN
Ze kwamen met z’n zessen, op een druilerige herfstdag,
amper tien minuten na zijn paniekerige oproep.
“Duitse efficiëntie” zei Anita, de Poolse poetsvrouw,
toen ze de mannen in werkpak het terrein zag oplopen.
De mannen van de ontmijningsdienst vroegen hen op een
grote afstand te blijven. Zo schreef het protocol het voor.
Vanaf de veranda probeerden Ulrich en Anita te
achterhalen wat de drukke bewegingen in de verte betekenden. Een dik kwartier
later kwam een opvallend kleine man met lichte pas naar hen toe. Het leek een
eeuwigheid te duren voor hij het grote terrein overgestoken had. Er stonden
oude tractors. Er waren boomhutten voor de kleinkinderen, die intussen te groot
waren om daar nog van te genieten. Ulrich had het terrein geërfd van zijn
vader, die intussen 110 zou geworden zijn. Ulrich had zijn hele leven hier in
Oost-Duitsland doorgebracht.
“Mooi terrein, meneer.” zei de man.
Ulrich begreep niet waarom hij niet onmiddellijk over
de bom begon.
“De bom?” vroeg hij ongeduldig. “Vertel.”
De kleine man antwoordde op een toon die Ulrich deed
denken aan de manier waarop de dokters het geslacht van zijn drie kinderen
hadden meegedeeld.
“Het is een
aubergine, meneer.”
De man van de ontmijningsdienst deed zijn uiterste
best zijn lach te verbergen. Zijn onderlip trilde haast van de inspanning.
“Ik begrijp het niet. Een aubergine?”
“Een hele grote aubergine. Geen bom.”
Niet lang daarna namen de zes mannen afscheid. Allemaal
opnieuw uiterst beleefd. Alsof Ulrich door zijn stommiteit plots een hogere
status gekregen had. Anita bood de mannen nog een laatste kopje koffie aan,
maar ze weigerden vriendelijk.
“Er staat nog wat werk op ons te wachten.” zei het
kleine mannetje.
Ulrich kon het niet laten zich af te vragen of hij
daarmee bedoelde: “Het echte werk, u weet wel.”
Anita keek hoe ze uit zicht verdwenen en vulde daarna
haar emmers met lauw water.
“Tijd om de ramen te wassen, voor het winter wordt.”
Ulrich trok zich in de keuken terug en wist wat hem
als eerste te doen stond: zijn drie kinderen bellen. Na de oproep naar de
ontmijningsdienst, had hij hen allemaal op de hoogte gebracht van de mogelijk
dreiging. Zijn kinderen reageerden allemaal precies hetzelfde wanneer ze de
telefoon opnamen.
“Alles oké, papa?”
Waarna hij niet anders kon dan recht naar de kern van
de vernedering te gaan.
“Vals alarm. Het was geen bom maar een aubergine.”
“Een aubergine?”
Allemaal herhaalden ze dat laatste woord, alsof ze
plots leden aan een acute gehoorstoornis.
“Ja, een
aubergine. Natuurlijk leek het wel echt op een bom.”
In plaats van in lachen uit te barsten, wat in zijn
ogen een meer natuurlijke en zelfs meer respectvolle reactie was geweest,
stelden ze hem gerust. Het was werkelijk alsof zijn drie kinderen met elkaar
afgesproken hadden hoe ze op het gênante nieuws zouden reageren.
“Toch een geluk dat het goed is afgelopen.” zei de
één. “Eind goed al goed.” klonk het bij de ander. “Ik mag er niet aan denken
dat er een bom zou afgegaan zijn in de tuin.” Dat was de meer vrouwelijke
poging van zijn enige dochter om hem te troosten.
Ulrich deed bij elk telefoontje alsof er iets op het
vuur aan het aanbranden was en hij zo snel mogelijk de telefoon neer moest
leggen. Anita volgde de gesprekken terwijl ze de keuken in en uit ging. Wanneer
Ulrich haar twee uur eerder dan gebruikelijk naar huis stuurde, opnieuw met een
laf excuus, had ze zin om haar hand op zijn schouder te leggen en hem te
zeggen: “Het komt wel goed.” Maar dat leek haar ongepast. Bovendien, besefte
ze, wist ze niet eens precies wat er volgens haar goed zou komen. Ulrichs grote
gestalte, 81 jaar oud, boven zijn oude mok koffie aan het hoofd van de
eikenhouten keukentafel, met de talrijke jachttaferelen op de achtergrond, had
haar gewoon ontroerd.
“Volgende week breng ik bananentaart mee.”
“Lekker. Dank je.” antwoordde Ulrich zonder op te
kijken.
Een hele week lang kreeg hij journalisten over de
vloer. Ze waren hongerig als hyena’s op zoek naar foto’s, citaten, sappige
details. Ulrich weigerde uitgebreid te antwoorden op hun talrijke vragen. De
veertig centimeter grote aubergine lag nog steeds precies waar hij ze gevonden
had. Bij gebrek aan beter gingen de journalisten dan maar steeds zonder Ulrich
naar dat onhebbelijk stuk groente. De meesten kwamen snel terug met een eerste
foto van het onding en wilden van hem de ultieme bevestiging krijgen: “Is dit
de bewuste aubergine, Meneer?” Hoe ernstiger ze het hem vroegen, hoe kleiner
hij zich voelde. Het respect waarmee ze een man van zijn leeftijd aanspraken,
stond haaks op de geamuseerdheid die in hun ogen stond te lezen. De meesten
vroegen daarna nogmaals of hij écht niet op de foto wou. Ulrich weigerde
steevast.
Op woensdag bood Anita de journalisten die rond twee
uur ’s middags het erf opkwamen een stukje van haar bananentaart aan. De
verslagen uitdrukking op Ulrichs gezicht deed haar beseffen dat ze dit beter
niet gedaan had. Ze verontschuldigde zich toen de twee verslaggevers, vrouwen
deze keer, gulzig etend de achtertuin in liepen.
“Geeft niet.” zei Ulrich.
Hij meende het. Anita’s handelingen straalden tot in
het kleinste detail zoveel voorzichtigheid uit, dat het nooit in hem opkwam
zijn gebruikelijk cynisme op haar bot te vieren.
Het voorval verdween langzaam op de achtergrond. Alleen
zijn schoonzoon, een opdringerige schooldirecteur, stuurde hem af en toe vanaf
zijn kantoor een link door. “Tot in Australië!” schreef hij dan als titel van
de mail. Of: “Deze keer in de Amerikaanse kranten!”
“Alsof het om een wedstrijdje gaat: om ter meest
landen bereiken met dit gênante nieuws.” dacht Ulrich bitter. Had die man
werkelijk niets beter te doen?
Anita zag hoe Ulrichs bewegingen trager werden. Alsof
iets diep en onbenoembaar in hem de moed
opgaf. Hij ging nog zelden naar buiten. Eén keer per week kwam Rudolf langs,
zijn boezemvriend. Dan vervielen ze in verhitte discussies over hedendaagse
politiek, waarin Ulrich tot zijn vreugde nog steeds de intellectuele overhand
hield. Het waren de enige avonden waarop hij het vuur opnieuw in zijn lichaam
voelde branden. Gesterkt door de talrijke glazen brandewijn die ze op die
kameraadschappelijke avonden dronken.
BETER VOOR
DE WEERSTAND
“Neen. Ik ben heel hetero.” zei Sam zo stellig mogelijk.
Galaxy, die naakt naast hem lag in het king size bed, keek verbaasd op.
“Ben je het zeker, Sam? Ook niet een heel klein beetje biseksueel?”
Ze probeerde haar woorden plagerig te laten klinken, maar slaagde daar
bijzonder slecht in. Daar had ze trouwens te weinig gevoel voor humor voor. Sam
hoopte de verontwaardiging die haar vraag in hem opriep, te kunnen verbergen.
“Maar je gladgeschoren benen? Dat ziet er zo vrouwelijk uit.”
Ze sprak alles uit op een hoge toon. Het was de stem van iemand die in
haar leven nooit zwaar werk had moeten doen. Galaxy had altijd kunnen rekenen
op de riante aandelen van haar vaders bedrijf. Ze had wat promo klusjes gedaan
voor online cosmetica bedrijven, niets ernstigs, tot ze op haar
tweeënveertigste ‘het licht zag’. Ze veranderde haar naam, toen nog gewoon
Samantha, in Galaxy en verhuisde voorgoed naar dit spirituele Walhalla in het
hart van Arizona: Sedona. Galaxy had door haar extravagante flair en het gemak
waarmee ze over haar spirituele inzichten sprak, al snel een grote status
verworven in het stadje. Ze weigerde zelf cursussen te geven. Ze had er een
handvol spiritueel klinkende redenen voor. “Het staat te ver van mijn diepste
kern.” Of: “De positie van leraar weerhoudt mij van mijn noodzakelijke
leerprocessen.” Maar eigenlijk was ze daar domweg te lui voor.
“Ach toe, vertel me, Sam.” zei ze flirterig terwijl ze met haar rood
gelakte nagel over zijn gladde onderbeen wreef.
Hij zuchtte.
“Twintig jaar geleden ben ik beginnen wielrennen. Eerst was het gewoon
een hobby, niets ernstig. Daarna werd ik steeds fanatieker. We hadden een klein
clubje waarmee we prachtige routes uitstippelden. Langs de exclusieve
wijngaarden in Californië, je weet wel.”
Galaxy knikte instemmend. Sam kon echter aan haar ogen zien dat ze nog
steeds wachtte op een addertje onder het gras.
“Toen ben ik, zijn wij, moet ik zeggen, alle mannen van ons clubje, onze
benen beginnen scheren, zoals profs dat doen. Om tijd te winnen. Ik fiets nu
nog zelden, maar tja. Het scheren. Het hoort er intussen gewoon bij.”
Galaxy lachte luid. Haar lach klonk mannelijk. Het leek zo haaks te
staan op haar uiterst vrouwelijke vormen.
“Tijd te winnen?” herhaalde ze met een blik in haar ogen die hem
intimideerde. “Wat heeft dat met lichaamshaar te maken?”
“Minder schuring met de wind.” zei Sam zacht.
Hij verzweeg wijselijk hoe hij er elke ochtend van genoot zijn benen
na het scheren in te smeren met luxueuze crèmepjes en hoe dat intussen de
voornaamste reden van zijn enigszins vreemde gewoonte was.
Galaxy ging rechtop zitten. Wat had ze een goed getraind lichaam. Zoals
je ze in Californië ook zo dikwijls vond. Pezige benen, strak van de spieren.
Een buik waar niemand uit zou afleiden dat ze drie kinderen gebaard had.
Geblondeerde haren. Tot slot natuurlijk de niets verhullende lycra sportbroek,
die ze haastig meenam naar de badkamer.
“Ben zo terug!”
“Neem gerust je tijd.”
Tijdens de eerste maanden na zijn aankomst hier, had hij het niet
gedurfd, zo snel met vrouwen naar bed gaan. Dat leek hem volledig in te druisen
tegen de diepgaande spirituele zoektocht die hij hier wou beginnen. Het had hem
een paar dure sessies bij zijn vrouwelijke privé coach gekost om ervan
overtuigd te raken ‘dat ook fysische aanrakingen deel zijn van de mogelijke
poorten naar spirituele inzichten’. Zo had zijn coach het letterlijk gezegd.
Dat ze het op dat moment uitsprak met een sterk verlangen dat zij zelf zijn
eerste bedpartner in Sedona zou worden, hield ze zo goed als mogelijk voor hem
verborgen. Ze hadden tenslotte een professionele relatie.
Sam tuurde naar de rode bergen in de verte. Een ongekende luxe om dat
vanuit zijn slaapkamer, zijn eetkamer en privé fitnessruimte te kunnen zien.
Zomaar. Elke dag. Natuurlijk moest hij er een maandelijkse riante prijs voor op
tafel leggen. De hoge hypotheek die hij moest aflossen was slechts voor een
toplaagje van de Amerikaanse maatschappij haalbaar. Maar eens dat geld op tafel
lag, hoefde hij niets anders te doen dan zichzelf in één van de eerder genoemde
ruimtes te plaatsen om deze natuurschoonheid, zo typisch voor Sedona, over hem heen te laten komen.
Een vreemd gevoel maakte zich deze ochtend van hem meester. Hij wist
niet waarom, maar hij wou vandaag meer dan ooit dat hij op één van die
bergtoppen was.
Galaxy bleef opvallend lang onder de douche staan. Ze douchte meermaals
per dag. Ze vond niets zo vreselijk als haar eigen lichaam of dat van een ander
ruiken.
“Weet je, Sam.” zei ze, toen ze een half uur later met een witte
handdoek rond haar natte haren de badkamer uitkwam “Wat Tolle zegt in zijn
laatste boek is zo waar! De dingen die je in het leven naar je toe trekt zijn
zo afhankelijk van de golflengte waarop je vibreert!”
Haar stem klonk hoger dan ooit.
“Ik visualiseerde gisteren een klein stukje rode zeep. Gewoon. Omdat ik
het beu was me op de grote dingen te concentreren. Je weet wel, liefde enzo.
Kijk eens wat jij in je douche liggen hebt! De wet van de aantrekkingskracht!
Een zoveelste bewijs!”
Ze toonde hem trots het stukje rode zeep dat zijn vorige bedpartner hier
achteloos achtergelaten had.
Het kwetste Sam dat ze niets over hun prille relatie had gevisualiseerd.
Hij gaf het niet graag toe, maar hij herkende steeds vaker zijn moeder in
de vrouwen die hij in zijn slaapkamer toeliet.
MIJN ENGELEN
Mabena liep
hijgend de heuvel op. Ze had gloeiende koorts, maar dacht er geen seconde
aan vandaag thuis te blijven. Ze keek al maanden naar Quinns optreden uit.
Mabena woonde
in één van de kleine huisjes op het schoolterrein en prees zichzelf gelukkig
dat ze elke dag kon gaan slapen onder een bakstenen dak. Niet onder klei of
zinkplaten, zoals het merendeel van haar familie die hier zes uur vandaan
woonden dat moesten doen. Ze had er niet voor gekozen zo ver weg van hen te
zijn. In dit land was het een voorrecht om het even welke job te vinden. Het
offer in ruil daarvoor je familie soms maandenlang niet te zien, werd maar
al te vaak gemaakt.
Ze bereikte
na een moeizame wandeling het oude schoolgebouw en liet zich voor de leraarskamer
op één van de kapotte plastic stoelen vallen. Atile, een jonge, ambitieuze
leerkracht die al vijf jaar lang Mabena’s directie post probeerde te veroveren,
ging naast haar zitten. Atile schudde misprijzend haar hoofd.
“Je gasten
zijn er nog niet. Weet je zeker dat ze vandaag komen?”
Mabena nam
de plastic beker lauw kraantjeswater van haar aan, dronk er langzaam enkele
slokken van en knikte.
“Ze komen.”
Ze zei het
stellig. Alsof ze met een goddelijke radar met hen in verbinding stond.
Quinn kwam
voor het derde jaar op rij een gratis optreden geven. Hij woonde in Johannesburg.
De stad die in Mabena’s ogen met een gouden glans omringd was. In Johannesburg
was er volgens haar drie nichtjes werk, geld, hoge appartementsgebouwen en
supermarkten op elke hoek. Ze zeiden Mabena niets over de geur van rotte pis
op bijna elke straathoek, het geluid van geweerschoten ’s nachts, noch vermeldden
ze ooit de tergende onzekerheid of ze ooit hun werkvergunning zouden krijgen.
Op een dag
zou Mabena dit alles achter zich laten. Ze zou Quinn gaan bezoeken en alle
rijkdom bekijken met haar eigen ogen. Als ze geluk had zou ze met hem mee
kunnen rijden. Ze wachtte alleen nog op het juiste moment om het hem te vragen.
Atile zuchtte
theatraal.
“Tsa, tsa,
tsa. Je blanke man laat wel erg lang op zich wachten.”
Mabena tuurde
naar de stralend blauwe lucht. Ze zocht naar een gevatte opmerking, maar die
verdomd bonzende hoofdpijn maakte haar gedachten traag. Na het optreden van
vorige winter had ze Quinn innig omhelsd, dat herinnerde ze zich plots goed.
Ze had hem maïspap en Engelse thee gegeven. Hij had beloofd elk jaar opnieuw
te komen. Gratis. Ze had hem geloofd met een goedhartigheid die door een aantal
van haar collega’s als naïviteit werd bestempeld.
“Ik heb het je toch gezegd.” zei Atile terwijl
ze een handspiegeltje uit haar handtas nam en haar lippen schminkte. “Ze komen
en ze gaan. Wat selfies nemen. Wat gemakkelijke beats spelen. Zolang ze zich
er zelf maar goed bij voelen. Je denkt
toch niet dat die blanke man ons echt wil helpen? Als ik het hier voor het
zeggen had, dan werden we niet langer misbruikt.”
Ze wierp
een blik op Mabena, die intussen met haar hoofd in haar handen voorovergebogen
zat.
“Alles ok?”
Mabena knikte
zonder op te kijken.
“Kan ik
iets voor je doen?”
“Neen. Alsjeblieft
niet.”
Het laatste
wat ze nu nodig had, was de gespeelde sympathie van haar rivale.
Atile liep
op haar zwarte naaldhakken naar de leraarskamer, waar ze een kop thee ging
drinken met de praatgrage secretaresse.
Mabena kreunde.
Het was ongemakkelijk warm in de felle zon, maar ze was te zwak om zich te
verplaatsen. Ze voelde hoe het koortszweet langs haar volle wangen naar beneden
liep. Het droop op haar bruine rok neer en liet daar donkere kringen achter.
Ze riep Bonolo, één van de drie jonge tuinmannen die voor een hongerloon het
grote schoolterrein onderhield. Hij zette zijn rode muts recht en liep met
kordate pas naar haar toe. Mabena reikte hem haar lege beker aan en vroeg
hem het nog eens bij te vullen. Voor hij zich omdraaide, nam ze zijn hand
vast. Bonolo voelde hoe klam haar huid was.
“Je bent
de kip toch niet vergeten?”
Hij was
die ochtend op haar verzoek naar de KFC in de dichtstbijzijnde stad gereden.
Mabena wou Quinn vandaag meer geven dan de koude maïspap van vorig jaar. Om
collega’s als Atile, die altijd klaar stonden om haar te bekritiseren, niet
voor de borst te stoten, had ze de drie gefrituurde kippenbouten en twee porties
frieten uit haar eigen zak betaald. Ook de benzine die Bonolo in de verroeste
wagen moest doen, had ze voor haar rekening genomen.
“Ik ben
de zak in de auto vergeten.” zei Bonolo. “Het spijt me.”
Hij haastte
zich naar de auto die naast het maïsveld stond. Mabena keek hem vertederd
na. Bonolo was haar absolute lieveling. Hij was niet lang genoeg naar school
gegaan om enige andere beter betaalde job te doen, maar Mabena geloofde rotsvast
in zijn capaciteiten. Ze bood hem om de zoveel weken haar diensten als privé
leerkracht aan. Bonolo weigerde altijd. Studeren leek hem nochtans zo romantisch.
Maar het voelde gewoon verkeerd, gevaarlijk zelfs, om een beter leven te hebben
dan dat van zijn ouders. Verder studeren, dat was iets voor mensen met geld,
mensen met corrupte connecties. Dat had zijn strenge vader hem altijd verteld.
Mabena voelde
zich duizelig en klemde haar beide handen om de armleuning van de gifgroene
plastic stoel. Ze sloot haar ogen in een poging haar krachten te verzamelen.
Quinns gezicht verscheen in haar gedachten. Ze wist niet of het de koorts
was, of de onzekerheid of hij vandaag wel nog zou komen, maar het beeld werd
al gauw pikzwart. Ze haalde diep adem. Had Atile dan toch gelijk? Kwam hij
alleen naar deze afgelegen school om zijn geweten te sussen? Ze nam haar oude
Nokia telefoon uit het zelfgebreide hoesje dat om haar nek hing. Ze keek naar
het scherm en aarzelde. Telefoneren tijdens piekuren was een luxe die ze zich
alleen in echte noodgevallen veroorloofde. Ze zocht zijn naam. Haar ademhaling
klonk zwaar. Ze wou Bonolo om nog een glas water vragen, maar zag hem nergens.
Ze besloot het telefoontje uit te stellen tot ze op adem was gekomen.